Nieuw kabinet: werk maken van betere relatie met gemeenten
Steeds meer grote opgaven pakt het Rijk samen met gemeenten, provincies en waterschappen op. Hoewel het Rijk zich daarbij voorneemt om zich als gelijkwaardig partner op te stellen, loopt dat in de praktijk vaak mis.
Tot frustratie van met name gemeenten, die inmiddels ruzie hebben met het kabinet over geld en de taken die ze van het Rijk toebedeeld krijgen. De Raad voor het Openbaar Bestuur adviseert een nieuw kabinet prioriteit te geven aan een betere relatie met decentrale overheden, onder meer door snel goede afspraken te maken met gemeenten, provincies en waterschappen over hun bijdrage om belangrijke politieke doelen te realiseren.
De Raad voor het Openbaar Bestuur onderzocht drie vormen van interbestuurlijke samenwerking en ging in drie regio’s kijken hoe het er daar aan toeging. Daaruit is het de Raad gebleken dat bij het Rijk weinig inhoudelijke kennis aanwezig is over wat er speelt in de regio’s. Bestuurders en ambtenaren hebben soms zelfs het gevoel dat hun gesprekspartners van het Rijk een intrinsieke belangstelling voor de zorgen en noden van de regio’s missen. Daarnaast komt uit de gesprekken in de regio naar voren dat de departementen gescheiden optrekken, zodat het de Rijksoverheid niet lukt om naar decentrale overheden met één stem te spreken.
“De decentrale overheden zijn overtuigd van de goede wil van hun collega’s van de Rijksoverheid. Ze roemen ook de inhoudelijke deskundigheid van Rijksambtenaren”, vertelt ROB-lid prof. Caspar van den Berg. “Daar staat tegenover dat de kennis over wat er speelt in de regio te wensen over laat. Rode draad in de gesprekken die we met decentrale bestuurders voerden, was vaak dat zij ervaren dat veel mensen binnen het Rijk ervan uitgaan dat het type en de ernst van de uitdagingen die zij in hun éigen omgeving zien, hetzelfde is voor alle gebieden in het land. Dat leidt tot een vernauwd denkkader waardoor Haagse ideeën met regelmaat helemaal niet passen op de praktische werkelijkheid in gebieden waar Den Haag verder vandaan van ligt.”
Een andere observatie van de Raad voor het Openbaar Bestuur is dat rijksorganisaties op de Haagse vierkante kilometer erg met zichzelf en elkaar bezig zijn. Van den Berg: “Een groot deel van de aandacht gaat uit naar het bedienen van de bewindspersoon die onder een enorm vergrootglas een moeilijke politieke agenda probeert te realiseren. De bewindslieden zijn op hun beurt weer sterk bezig om punten uit het regeerakkoord af te vinken, en met hun relatie met de Kamer, en hun beeldvorming in de media. In die dynamiek komt de aandacht voor de regio's, waar inmiddels een aanzienlijk deel van de grote opgaven aangepakt worden, én waar een groot deel van de uitvoering van rijksbeleid belegd is, er in veel gevallen bekaaid van af. En dat ervaart men in de regio's ook zo. De opdracht voor het nieuwe kabinet is dus tweeledig: Minder focus op Haagse zaken, en je meer verdiepen in wat er speelt in de verschillende regio's. Als de rijksoverheid meer als een effectieve partner gezien wil worden, ligt dáárin een sleutel."
De Raad voor het Openbaar Bestuur heeft een model voor gelijkwaardig partnerschap ontwikkeld dat kan helpen om overheden bij het opstarten van een samenwerking goede afspraken te maken. Belangrijke vragen daarbij zijn onder meer: in hoeverre is de samenwerking verplicht, wie betaalt, stelt het Rijk eisen aan de uitvoering? Van den Berg: “Gelijkwaardigheid in een samenwerking hoeft niet altijd de norm te zijn. Wij hebben uit de gesprekken ook geleerd dat decentrale overheden niet per se willen dat het Rijk zich altijd nevengeschikt opstelt. Als van tevoren maar duidelijk is wat decentrale overheden van het Rijk mogen verwachten.”