In de natuur schijnt het licht voornamelijk van bovenaf op de planten waardoor ze gelijkmatiger en omhoog groeien.

In huis vangen planten het licht vaak zijwaarts op door het raam. Bij sommige planten is het meteen duidelijk van welke kant het licht komt, omdat de bladeren allemaal één richting op staan. Maar hoe komt het eigenlijk dat ze op deze manier groeien?

Plantenhormonen

Planten hebben licht nodig voor het proces van fotosynthese: het chemische proces waarbij planten water en koolstofdioxide omzetten in zuurstof en glucose met behulp van energie uit licht. Dit proces hebben planten bovendien nodig om überhaupt zelf te kunnen groeien.

De planten ‘weten’ dat ze naar het licht toe moeten groeien door het stofje auxine. Dit is een hormoon dat eerst in de top van de plantenstengel zit, maar door het licht dat erop schijnt steeds een stukje lager de stengel in zakt. Hierdoor ontvangen de cellen aan de kant van de stengel waar het licht op schijnt weinig auxine terwijl de kant waar schaduw op valt juist een hogere concentratie auxine ontvangt.

Door auxine rekken de cellen zich uit waardoor de schaduwkant van de stengel steeds langer wordt omdat deze sneller groeit. Daarentegen blijven de cellen aan de zonkant vrijwel gelijk. Hierdoor buigt de stengel dus naar de zonkant toe. Je kunt dit vergelijken met een gebogen rietje. Hierbij zijn de segmenten uit de buitenbocht ook langgerekter dan de binnenbocht.