Avondklok per direct opgeheven na uitspraak van de rechter

Avondklok per direct opgeheven na uitspraak van de rechter

De voorzieningenrechter in Den Haag zei dinsdag dat de avondklok per direct moet worden opgeheven. De avondklok is ingesteld op basis van een noodwet, waarin staat dat een kabinet in noodgevallen regels kan invoeren zonder de Eerste en Tweede Kamer te betrekken in de besluitvorming hierover. Volgens de rechtbank was er echter geen sprake van een noodsituatie, "zoals het geval is bij een dijkdoorbraak".

Volgens een woordvoerder van de rechtbank is een hoger beroep in de zaak wel mogelijk, maar kan de avondklok alleen weer worden ingesteld als het hoger beroep in het voordeel van de overheid uitvalt.

De zaak was aangespannen door Viruswaarheid. De rechtbank stelde die protestgroep dinsdag in het gelijk. De invoering van de avondklok was onwettig, omdat er volgens de rechtbank geen sprake was van een noodsituatie. Dat bleek bijvoorbeeld uit het feit dat al vóór de invoering van de avondklok werd gesproken over de verregaande maatregel.

Daardoor was er geen sprake meer van "superspoed", aldus de woordvoerder van de rechtbank. Voor het gebruik van de wet waarmee de avondklok is ingesteld, de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Wbbbg), is een dergelijke noodsituatie een vereiste.

"De rechter heeft meegewogen dat er sprake is van een pandemie, dat er sprake is van een virus dat ook muteert, en dat de druk op de zorg groot is. Het is een tijd van grote zorgen en moeilijke beslissingen. Maar ook, en juist, de ingrijpende maatregelen zoals de avondklok moeten op een goede wet gebaseerd zijn.”

Met de maatregel moest verdere verspreiding van het virus worden ingedamd. De invoering veroorzaakte enkele dagen grote onrust in het land: op meerdere locaties braken rellen uit.

De avondklok zou nog tot 3 maart om 4.30 uur in werking zijn. Op 23 februari zouden de geldende coronamaatregelen opnieuw worden geëvalueerd en zou ook een beslissing worden genomen over verlenging van de avondklok na 3 maart.



Onze Ambassadeurs